Rapportage GLB pilot Krimpenerwaard: Vernatten veenweiden leidt tot hogere grondwaterstand, maar is geen duizend dingen doekje

Het effect van de vernattingsmaatregelen opzetten van het slootpeil en actieve greppelinfiltratie op de grondwaterstand, is sterk afhankelijk van het perceel. Zo bepaalt bijvoorbeeld de vorm (=smal of breed) van de greppel of de grondwaterstand wordt beïnvloed. Bij het opzetten van het slootpeil ging tot 10% van de gebruikswaarde van het perceel blijvend verloren door afkalving en het onderwater zetten van oevers.

Daarnaast was er lokaal verlies aan draagkracht en leidden de natte drassige omstandigheden lokaal tot hoge methaanemissies door actieve greppelinfiltratie.

Het zijn enkele conclusies uit de GLB pilot: ‘Met agrarisch waterbeheer werken aan bodemdaling, klimaat, waterkwaliteit en biodiversiteit’, in de Krimpenerwaard.
Donderdagavond 4 juli werd het eindrapport gepresenteerd tijdens een bijeenkomst bij Kaasboerderij Schep in Bergambacht.

Lees meer ….

In de tweejarige GLB pilot lag het speerpunt op vernatting van de veenbodem om bodemdaling en de uitstoot van CO2 tegen te gaan. Op drie, voor het gebied representatieve locaties in de Krimpenerwaard, is onderzocht wat het effect is van het opzetten van het slootpeil, en actieve greppelinfiltratie op de grondwaterstand, biodiversiteit, en stevigheid en erosie van de oevers, draagkracht, agrarische productie en methaanemissies uit het perceel.

Op de proefpercelen van de melkveehouders werd het streefpeil voor de grondwaterstand gevarieerd opgezet, tot  -20 of –35 cm onder het maaiveld, met en zonder greppelinfiltratie. Bij actieve greppelinfiltratie wordt met behulp van een pomp water in de greppels gepompt waardoor er altijd water in staat.

Vernatten om uitstoot CO2 tegen te gaan
De vernattingsmaatregelen hebben een positief effect op het verhogen van de grondwaterstand en slechts een beperkt positief effect op de grasopbrengst – wel neemt de productieve oppervlakte af. Afhankelijk van de mate waarin het slootpeil werd verhoogd ging 5% tot 10% van het perceel blijvend verloren, zo staat in het rapport.

Ook de biodiversiteit is gemonitord. De gevolgen van de vernatting zijn wisselend. Het verhogen van het slootpeil leidde tot verlies van lage bloemrijke soorten in de oever, als egelboterbloem en moeras vergeet-mij-niet met 60%. In het tweede jaar van de pilot herstelde slechts een beperkt deel daarvan. Bij greppelinfiltratie ontstaan daarentegen lokaal biotopen in de vernatte zone voor amfibieën en steltlopers tijdens doortrek.

De Krimpenerwaard is een laagveengebied, met van oudsher veel melkveebedrijven. De sector staat voor grote uitdagingen. In het Klimaatakkoord is voor de veenweiden een emissiereductie van 1.0 Mton in 2030 vastgelegd. Jaarlijks leiden broeikasgassen uit veen tot een uitstoot van 4,2 Mton CO2.

De GLB pilot is uitgevoerd door Onderzoeksinstituut Nutriënten Management (NMI), Bui-TeGewoon groenprojecten, PPP-Agro Advies West en met medewerking van Weidehof Krimpenerwaard. Het ministerie van LNV gaf de opdracht.

De pilot is medegefinancierd door het Europees Landbouwfonds en krijgt vanuit de regiegroep Krimpenerwaard ZH-PLG een vervolg. Daarbij worden ook andere maatregelen voor broeikasgasreductie meegenomen, zoals klei in veen.

Eindrapport GLP Pilot Krimpenerwaard

Flyer GLB Pilot Krimpenerwaard 

 

Europees Landbouwfonds

voor Plattelandsontwikkeling:

Europa investeert in zijn platteland